Reuzenkeutel
Dat was op zich niet hét probleem natuurlijk. Nee, het dier had vreselijk jeuk aan zijn oren. Zat daardoor niet lekker in zijn vel en verzorgde zichzelf niet meer goed. En dát zat Tom op zijn beurt weer dwars. ‘Bovendien zijn die oudjes gek op het beest, maar het is zo een beetje een vieze bedoening’, liet ie doorschemeren.
We spraken af dat ik een seintje zou krijgen als Tom de kater te pakken had. Dat was al rap het geval. Toen Tom hem bracht waarschuwde hij nog. Het dier zou wat onberekenbaar kunnen reageren. Dat viel gelukkig reuze mee. Maar aangezien ik oormijt vermoedde, leek het raadzaam om de ‘kater zonder naam’ even onder zeil te brengen. Zodoende kon ik de diagnose bevestigen, de oortjes goed reinigen en meteen een algehele APK uitvoeren. Toen het dier weer bij zijn positieven was gekomen kwam Tom hem opgetogen halen. Het betrof uiteindelijk een zwerver en bij het afrekenen vond ik dat ik Tom moest matsen. ‘Je bent een reuzenkeutel!’, voegde hij me toe. Even wist ik niet goed of ik me gevleid moest voelen met die betiteling, maar toen ik de welgemeende blik van onze dierenvrind zag, wist ik dat het goed zat. Toen ik even later de patiëntkaart in orde maakte, had die zwartbonte nog steeds geen naam. Waarom zou ik in dit geval mijzelf niet eens mogen vernoemen? Grinnikend zette ik hem vervolgens als ‘Reuzenkeutel’ bij ons in het bestand.

Die avond zag ik na het avondspreekuur een documentaire over de rijzende ster aan het Amerikaanse verkiezingsfirmament, Obama. Er werden vergelijkingen getrokken met Kennedy. Een stukje van diens welbespraaktheid werd gestaafd met de beroemde ‘Ich bin ein Berliner-speech’. En zo mijmerde ik over de kunst van het spreken. Zou ik de volgende avond best kunnen gebruiken…
Ik kwam wat verlaat de overvolle zaal met collegae binnen. De inleider was al begonnen. Hij verontschuldigde zich voor het ontbreken van de gastspreker van die avond. Maar daar zou een mouw aan gepast worden, zo beloofde hij. De vergadering ging los en de agenda werd in rap tempo afgehandeld. In de pauze werd ik door de voorzitter benaderd of ik niet een improvisatie kon maken over de sociale functie die wij als dierenartsen hebben. Wat larderen met voorbeelden uit de praktijk enzo. Had ik ook vast wel eens een stukje over geschreven, veronderstelde hij. Tegen mijn natuur in liet ik me overhalen achter het spreekgestoelte plaats te nemen. Dat was merkwaardig. Als ik me degelijk heb voorbereid kan ik desnoods wel een verhaaltje houden, maar zo voor de vuist weg schuilt er absoluut geen redenaar in mij.
Ik begon een uiteenzetting op te dissen over de ideële motieven van mijn beroepskeuze en dat domweg geld verdienen absoluut niet de enige drijfveer is in mijn werk. En naast dierenliefde is er ook een duidelijke sociale inslag bij me te bespeuren. Gaandeweg mijn wat onsamenhangende betoog werd het geroezemoes in de zaal steeds luider. Ik merkte dat ik mijn gehoor totaal niet boeide. Het relaas werd daar zeker niet bijster beter van.
Ik voelde dat ik een statement nodig had. Ik begon het verhaal van de zwartbonte kater van de vorige dag aan te halen en indachtig Kennedy eindigde ik met de aanstootgevende uitspraak: ‘Ik ben een reuzenkeutel!’ Een enorm hoongelach stortte zich over mij heen. Vreselijk! Het liefst had ik op dat moment in het katheder weg willen kruipen. Het lawaai verstomde echter abrupt na het klinken van een ‘boinggeluid’. Ik sloeg mijn ogen op en vond mezelf verzonken op de bank voor de tv terug. Gered door het laatste journaal! Een enorme zucht van verlichting volgde.
Een paar weken later kreeg ik een mailtje van Tom. Het gaat prima met ‘Reuzenkeutel’. Een paar leuke foto’s bevestigden zijn verhaal. De kater is daarop heel erg in zijn hum. Ligt over de grond te kroelen en laat zich zelfs op een rollator rondrijden. Ik beloof Tom een ‘Bistedokter’ aan het dier te wijden. Wat ie van me vindt?
Menno J. Wiersma,
Dierenartsenpraktijk Reduzum-Grou